We hebben van Martijn het volgende bericht ontvangen. Geen werkverhaal, maar ontspanning. Leert ons ook weer iets over de cultuur van de Papua's......
Ik had rond de kerstvakantie tijd om twee dagen
met drie oud-studenten gaan lopen in de bergen achter Wamena. Met diezelfde
jonge mannen ben ik al vaker gaan lopen want we vinden het allemaal leuk om dat
te doen.
We hadden een gids
gevraagd waar ik een aantal jaren geleden al eens mee ben gaan lopen. Hij weet
niet hoe oud hij is, maar ik schat hem een jaar of vijftig.
‘s Ochtends vroeg
stonden we om zeven uur bij het startpunt. De gids wilde wel bidden, in een stamtaal.
Daar versta ik zo goed als niets van, maar hij vroeg om een veilige tocht en
voegde daaraan toe dat hij ‘niet hun doel van de tocht kent, maar God kan
harten lezen.’ Hij vroeg zich blijkbaar in alle ernst af wat ons kan bezielen
om daar voor je lol door een oerwoud heen een berg van vier kilometer op te
ploeteren.
Volgens lokale mensen
lopen blanken nooit zonder doel, ze zoeken misschien edelstenen of zo. En ook
al vinden ze niets, dan verstoren ze in ieder geval het evenwicht met de
geestenwereld.
De eerste 700 meter
gaan behoorlijk stijl omhoog. Een aantal mannen lopen achter ons aan omhoog. Ze
blijken houten balken naar beneden te gaan dragen omdat ze een huis willen
bouwen. Je snapt dat we vanwege de onstuimige groei van Wamena de grens van het
oerwoud wel op hebben zien schuiven in de jaren dat we hier zitten.
Tegen een uur of twee ‘s middags
begint de lucht donkerder te worden. We halen de regenjassen tevoorschijn.
Kunnen we er nog twee uur tegenaan of moeten we stoppen. Nee hoor, lopen maar.
Helaas ging het na een poosje regenen, niet heel hard, maar het stopte niet
meer tot het rond zes uur donker werd.
We vragen ons echt af hoe de gids het
pad kan herkennen. Hij blijkt dit stuk berg namelijk nog niet eerder gelopen te
hebben, maar het pad uit verhalen te kennen... De dingen zijn hier altijd
anders dan ze lijken. Voor mijn gevoel lopen we gewoon door het oerwoud te
dwalen, waar hij met een machette een pad doorheen hakt. Dat blijkt toch niet
het geval te zijn.
Hij kijkt of hij afgehakte takken ziet en volgt dat spoor.
Dat betekent namelijk dat er ooit eerder mensen dat pad gevolgd hebben, dus als
je dat maar trouw volhoudt, kom je vanzelf weer op een soort konijnenspoor uit
waar net je voeten in passen dat ergens naartoe gaat. Ongelooflijk hoe hij het
voor elkaar krijgt. Ik zie zo’n konijnenspoor al vaak maar amper, laat staan
zoiets. Rond vijf uur zitten we pas op 3000 meter en er lijkt geen pad omhoog
te gaan door het oerwoud heen, die top wordt dus niets meer. Opeens stopt de
gids bij een plekje van ongeveer 3x3 meter op het pad en zegt hij dat we een
kamp gaan maken, het is tijd. Zelfs mijn Papuavrienden kijken een beetje
beteuterd naar een open plekje waar een grote en een kleinere boomstronk die
paar vierkante meter grotendeels vullen. Hoewel we toe moeten geven dat we al
in een uur geen vlakker stukje gezien hebben, maken we toch niet direct heel
ijverig aanstalten... Een van ons loopt nog wat verder en zowaar, daar is iets
van 4x3 dat dan wel schuin loopt, maar verder zonder rotsen of wortels. Met
gezamenlijke inspanning maken we iets dat op een tent lijkt van een groot stuk
zeil. Helaas is de grond heel zompig. Een van de jongens wil een vuur maken,
maar omdat behalve de regen van vandaag het oerwoud sowieso al nat is. Gelukkig
biedt een stuk eierdoos met kaarsvet een oplossing. Aangezien het net even
droog is, staan we er als 5 gelukkige jongetjes die stiekem fikkie aan het
stoken zijn omheen. De anderen houden hun handen en voeten bijna in het vuur.
Behalve de goed verpakte slaapzakken is namelijk bijna alles wat we bij ons
hebben nat.
Deze plaats is
volgens de gids perfect. Veilig, geen dingen in de buurt die om kunnen vallen,
of water of een aardverschuiving. En verder ook veilig. De jongens checken even
wat hij bedoelt, en ja, hij bedoelt inderdaad ook veilig voor de satan. Mmm. Na
een kwartiertje begint het weer te regenen en het vuurtje derft een roemloos
einde. We gaan met zijn vijven snel de tent in en gaan daar op een
eenpersoonsisolatiematje zitten, in treintjesformatie, aangezien de rest van de
zompige grond te koud is.
Na een poosje leggen we de beide
matjes naast elkaar en proberen we daarop in slaap te vallen. Hoewel iedereen
gedurende de nacht wel een paar keer wakker wordt van het naar beneden
schuiven, gaat dat wonder boven wonder best goed na tien uur gelopen te hebben.
Ik kan me overigens die nacht goed voorstellen dat hij een plek zoekt waar het
voor zijn gevoel veilig is voor satan, het oerwoud is geen tel stil, zelfs niet
in de regen. Aangezien je voor satan toch niet weg kan rennen, lijkt het me
maar het beste om te bidden.
De volgende ochtend
eten we wat zoete aardappels en andere dingen. Alles wordt zo goed mogelijk
ingepakt. En dan die schoenen aan. Brrr, kletsnat en ijskoud! Aan blaren valt
op die manier niet te ontkomen. Tijdens het naar beneden lopen, komen de prachtigste
stukjes natuur in zicht. Het is echt
fantastisch om door een oerwoud op die hoogte te lopen, waar letterlijk alle
bomen met mos bedekt zijn. Soms wel tien centimeter dik en altijd als een spons
gevult met water. Temidden van de 100 verschillende tinten groen, vraagt soms
opeens een klein bloemetje de aandacht.
De vogels maken trouwens continu dat
ze wegkomen, ze hebben zeker eerder kennis gemaakt met de vogelpijlen van onze
gids. Rond een uur of 2 ‘s middags stuiten we op het eerste dorp. Met
stroomkabels... De mensen hier hebben de energiemaatschappij onder druk gezet.
Het water voor de waterkrachtcentrale komt onder andere hier vandaan, dus ze
wilden ook een aansluiting. Dan zie je dus een traditionele hut met een
stroommeter!
Een paar honderd meter verder valt een kleine moskee in het oog. In
dit deel van de vallei zijn veel Papua’s al moslim geworden.
Een uur voordat we op een weg zullen
stuiten, eten we eerst. De zoete aardappels die thuis al in de as geroosterd
waren, krijg ik maar moeilijk weg. De schillen gooi ik naast me in de bosjes.
Om ons heen liggen overal kleren te drogen in het heerlijke zonnetje. Voordat
we opstappen, raapt de gids opeens alle schillen van de anderen bij elkaar.
Zeker voor zijn varken?
Nee, ook dit blijkt
tegen satan te zijn. Je wilt hem tenslotte niet aantrekken door etensresten
achter te laten. Hoewel hij christen is, is hij dus zeker nog niet los van de
oude angsten.
Dat dat niet alleen
voor hem geldt, blijkt als we de brommers ophalen. De eigenaar van het huis
waar we ze geparkeerd staan, blijkt gisteren namelijk mede betrokken te zijn
geweest in het vermoorden van een man uit het volgende dorp. De stand was
namelijk niet gelijk. Vorig jaar waren tijdens een stammenoorlog twee mannen
uit hun clan vermoord. Aangezien een van mijn reisgenoten nog familie van de
moordenaars is, maakt hij dat hij wegkomt. Het hoeft hem de kop niet te kosten.
En eerlijk is eerlijk; ik geloof inderdaad dat satan met die moord te maken
heeft! Bid voor Papua.
Hiervan
weten we nog niets tijdens ons laatste maaltje in de zon. Daar blijkt de
gids een batterij te verpulveren. Wat is
hij nu aan het doen? Smeert hij dat echt in zijn baard??? Hij zegt dat hij zijn
grijze baardharen wil wegpoetsen. Het effect is inderdaad zeer overtuigend.
Verder heeft hij in het oerwoud naar pepermunt ruikende bladeren gevonden.
Daarvan wil hij het sap over zijn huid
poetsen, hij verwacht dat daarmee
wel indruk maakt als hij thuiskomt. Ik smeer er ook wat van op mijn hand en
laat Anne-Marie eraan ruiken. Ze vindt dat het niet lekker ruikt en dat het de
stank van twee dagen oerwoud niet kan compenseren. Jammer hoor, ik vind haar
eten namelijk wel lekker ruiken!